荷兰语

编辑

词源

编辑
< 古荷兰语 *hebban < 原始日耳曼语 *habjanan

发音

编辑

动词

编辑

hebben

  1. 及物〉 有,具有,拥有
    Hebt u een minuut? 你有时间吗?
  2. (助动词) 与动词的过去分词连用,构成多数动词的主动语态完成时。
    Ik heb het koekje opgegeten. 我把饼干吃了。
    Ze hadden hun auto net gewassen. 他们刚把车洗了。
  3. (助动词) 与情态动词(kunnenzullenhoevenmoetenmogenwillendurvenzienhoren)连用,构成完成时态。
    Hij heeft naar huis moeten lopen. 他必须走回家。
    Ik heb hem horen praten. 我听见他说话了。
    Dat had je zullen doen. 你说要那么做的。

变位

编辑
hebben的变位形式 (弱变化,不规则)
不定式 hebben
过去式单数 had
过去分词 gehad
不定式 hebben
动名词 hebben n
现在式 过去式
第一人称单数 heb had
第二人称单数jij hebt had
第二人称单数u hebt, heeft had
第二人称单数gij hebt hadt
第三人称单数 heeft had
复数 hebben hadden
虚拟式单数1 hebbe hadde
虚拟式复数1 hebben hadden
命令式单数 heb
命令式复数1 hebt
分词 hebbend gehad
1)古体。

用法说明

编辑

荷兰口语中,多用 heb 作第二人称单数现在时。

  • 英语:You didn't do that, did you?
  • 汉语:你没那么做的,对吧?
  • 标准荷兰语:Je hebt dat niet gedaan, toch?
  • 荷兰荷语:Je heb dat nie gedaan, toch?
  • 弗兰德荷语:G'ebt da toch nie gedaan?

近义词

编辑

派生词

编辑